Willy Naessens bouwt aan duurzaamheid
Wie Willy Naessens zegt, zegt zwembaden. Maar Willy Naessens Group, met hoofdkantoor in het Oost-Vlaamse Elsegem, trekt ook industriële gebouwen op en zit in de voedingsindustrie. In dit artikel zoomt Susanova in op de bouwafdeling, die op het vlak van duurzaamheid voor grote uitdagingen staat.
Om ons verouderd woningpatrimonium grondig te kunnen aanpakken, nam de Vlaamse Regering onlangs belangrijke beslissingen voor woningen en appartementen. De doelstellingen voor bedrijfsgebouwen scherpte ze vorig jaar al flink aan. Zo moeten tegen 2050 alle bedrijfsgebouwen koolstofneutraal zijn voor verwarming, koeling en verlichting. De bouwsector moet dus dringend vergroenen. Willy Naessens Group is hier al een tijdje mee bezig.
Wanneer heeft duurzaamheid zich in jullie groep genesteld?
Kris Vanrenterghem, chief sustainability officer van Willy Naessens Group: “Er staan al enkele belangrijke BREEAM-projecten met als score ‘excellent’ of ‘outstanding’ op onze naam. BREAAM is kort voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method en een keurmerk voor duurzame gebouwen. De scores geven aan hoe goed je aan de criteria voldoet. Een drietal jaren geleden startten we met onze CO2-uitstoot wat grondiger in kaart te brengen. We stelden ondertussen ook een stevig onderbouwde reductiestrategie op als basis van onze concrete stap-voor-stapacties. Vanaf dit jaar zijn we gecertificeerd CO2-neutraal voor alle handelingen die we binnen de Build Group zelf uitvoeren. We behaalden dit certificaat op internationaal niveau voor onze productie-, transport- én onze installatiebedrijven. Dat is een absolute primeur op de markt van de industriebouwers en al zeker op deze schaalgrootte. Daarnaast werken we verder aan onze certificatie voor de CO2-prestatieladder, die erkend wordt door overheidsinstanties in verschillende landen.”
Thomas De Vogelaere, algemeen directeur van Willy Naessens Industriebouw: “Het principe van verticale integratie schraagt onze duurzaamheidsstrategie. We passen het al twintig jaar toe voor de hele groep. Dat betekent dat we onze grondstoffen aankopen, en de rest van de keten – van het ontwerp tot de productie, het transport en de montage –via onze eigen bedrijven zelf in handen houden. Als we bijvoorbeeld met een bepaalde maatregel onze CO2-uitstoot willen verminderen, heeft dat dus meteen een grote impact. Het zorgt er ook voor dat we in relatief korte tijd een effect zien als we beslissen om veranderingen door te voeren.”
Exacte terugverdientijd
Maken jullie nog een onderscheid tussen traditionele en duurzame projecten?
De Vogelaere: “Een duurzame aanpak ligt aan de basis van elk project. De manier waarop we te werk gaan bij het ontwerpen, produceren en installeren zorgt namelijk voor een aanzienlijke impact. Toch dwingt de markt ons ertoe om niet altijd de meest duurzame installaties te gebruiken. Vele klanten vinden de investeringskosten die gepaard gaan met die duurzame projecten nog steeds te hoog. De meesten zijn niet bezig met de terugverdientijd van duurzame ingrepen. Wij informeren hen daar wel systematisch over. Met ons eigen studiebureau kunnen we die terugverdientijd exact berekenen en ook duidelijk de technische meerwaarde aantonen. Ik ben er zeker van dat meer en meer van onze klanten er zo steeds meer van overtuigd raken om duurzaamheid te zien als een investering in de toekomst en niet als meerkosten.”
Hoe kan het maken van 3D-modellen bijdragen tot duurzamere keuzes?
Vanrenterghem: “Een Building Information Model (BIM) is een gedetailleerd 3D-model van het ontwerp. Elk hoekje en kantje van het gebouw staat erop. Omdat onze bedrijven verticaal geïntegreerd zijn, kunnen we het BIM gebruiken om de productie en het transport te optimaliseren.”
“Elke millimeter is berekend, zodat we het materiaalverlies tijdens de productie kunnen beperken. Daarnaast kunnen we het transport beter organiseren door alles just in time te leveren of door transporten te combineren. Zo verminderen we de verkeersoverlast rond de werven en beperken we het aantal kraanbewegingen, wat ook energie bespaart.”
“We gebruiken ook een dynamisch 3D-model om zaken als lichtinval, binnenkomende wind en materiaalinertie te berekenen. Zo kunnen we het gebouw aanpassen aan de reële omstandigheden, kunnen we de installaties die nodig zijn om het gewenste comfort te bereiken nauwkeuriger berekenen en tekorten en overschotten vermijden.”
De voordelen van beton
Berekenen jullie de levenscyclusanalyse van de materialen?
Vanrenterghem: “Jazeker. Voor elk project analyseren we de mate waarin de materialen het milieu belasten, van de productie tot de sloop en de eventuele recuperatie. Als we aan een BREEAM-project werken, waar zo’n levenscyclusanalyse verplicht is, evalueren we de duurzaamheidsprestatie van een gebouw op negen verschillende aspecten: management, gezondheid, energie, transport, water, materialen, afval, landgebruik en ecologie, en vervuiling.”
Waarom werken jullie met beton?
Vanrenterghem: “De temperatuur van een betonnen gebouw blijft vrijwel constant. Denk bijvoorbeeld aan een ondergrondse kelder. Die is koel in de zomer en warm in de winter. Dat heeft te maken met de thermische inertie van beton: het materiaal neemt energie op en geeft het weer af als dat nodig is. Daarom kunnen de energie-installaties in betonnen gebouwen het stellen met een minder groot vermogen. Ze moeten de ruimte niet constant koel of warm houden, het beton regelt de omgevingstemperatuur grotendeels zelf. Stalen gebouwen hebben dat pluspunt niet. Bovendien heeft beton ook voordelen qua akoestiek.”
Toch heeft beton een schaduwkant. Bij de productie van cement komt bijvoorbeeld veel CO2 vrij.
Vanrenterghem: “Dat klopt, en daar zijn we niet blind voor. We staan in contact met onze toeleveranciers en sectorverenigingen en zoeken samen met hen naar manieren om dit aan te pakken. Momenteel zijn er nog geen technologieën op de markt om cement zonder CO2 te produceren. Daarom kijken we in de eerste plaats naar de opslag van CO2 en compensatie.”
De Vogelaere: “Ondertussen proberen we in onze betonmengsels het cementgehalte wat naar beneden te halen. Dat kunnen we doen dankzij ons top R&D-team en onze samenwerkingen met de academische wereld, waaronder de UGent.”
Alternatieven voor dieselgeneratoren
In welk deel van de keten wordt nog het meeste CO2 uitgestoten?
Vanrenterghem: “Transport weegt zwaar door in onze CO2-voetafdruk. Voor de personenwagens (bedrijfswagens) willen we stapsgewijs overschakelen op elektriciteit. Daarom zullen we 63 ‘slimme’ laadpalen voor elektrische wagens installeren. We gaan nog niet voor honderden exemplaren omdat we weten dat de laadpalen van de toekomst nog heel wat performanter en ‘intelligenter’ zullen worden.”
“Daarnaast rusten we onze fabrieken en kantoren uit met zonnepanelen en warmtepompen. We boeken ook kleine winsten door bijvoorbeeld daglichtinval te optimaliseren en de verwarming automatisch aan te sturen. Die quick wins identificeerden we samen met onze medewerkers tijdens verschillende workshops. Een duurzaamheidsstrategie mag niet alleen uit een ivoren toren komen maar moet leven op de werkvloer.”
Wat met de werven? Vaak wordt daar nog gewerkt met dieselgeneratoren.
Vanrenterghem: “We kijken daarvoor ook in de richting van waterstoftoepassingen. In theorie lukt dat, via een hybride toepassingen van diesel en waterstof. Maar voor dat type waterstof loopt de aanvoer nog wat mank of is de kost te hoog om toelevering te organiseren naar de werven. We kunnen momenteel nog niet al onze dieselgeneratoren vervangen met deze alternatieven.”
De Vogelaere: “Via interne workshops is naar boven gekomen dat het bij bepaalde grote projecten economisch interessanter is geworden om in de werffase vaste aansluitingen te gebruiken in plaats van dieselgeneratoren. We kozen er dan ook voor om voor projecten, waar de besparing door het gebruik van dieselgeneratoren beperkt is, de mogelijkheden naar vaste aansluitingen standaard mee te onderzoeken. Op dat moment creëren we meer efficiëntie maar ook een meer duurzaam energieverbruik op de werf.”
Hebben jullie doelstellingen vooropgesteld om jullie CO2-uitstoot te verminderen?
Vanrenterghem: “Ja, en die doelstellingen zijn ook al gevalideerd en gecertificeerd door de Climate Neutral Group. Het akkoord van Parijs beschrijft twee doelen: enerzijds een streefdoel naar een maximale globale opwarming met 1,5°C, anderzijds een absoluut doel van globale opwarming van maximaal 2°C. Als we het eerste scenario toepassen op onze Group, moeten we onze CO2-uitstoot jaarlijks met 4,3 procent reduceren. In het andere scenario is een reductie met 2,5 procent per jaar voldoende om het Parijsakkoord te volgen. Vanuit de Group werd ons reductieplan opgesteld op basis van een absolute minimale daling van 2,5 procent, wetende dat we met een gerust gemoed meer kunnen behalen. Verder willen we de koe bij de horens vatten en beslisten we om onze volledige Group Build-tak gecertificeerd CO2-neutraal te maken. Dat betekent dat we zowel voor de hoofdbedrijven als alle subbedrijven van de tak Group Build een strak reductieplan én een CO2-neutrale certificatie hebben behaald.”
De Vogelaere: “Dat lijkt een logische keuze, maar voor ons is dat geen vanzelfsprekende oefening. Zoals we al zegden, zijn we een verticaal geïntegreerde groep waardoor de uitstoot van al onze bedrijven meetelt. Maar dat zal ons zeker niet tegenhouden. We blijven vooruitstrevend zoeken naar oplossingen om ons doel te behalen en neutraliteit te behouden waarbij slechts een minimale compensatie noodzakelijk is.”
Rapportage over EPC-label vastgoed
Bart Eekhaut, Head of Funding & Risk bij ING Business Banking: “We merken dat ondernemers steeds meer aandacht hebben voor het duurzame karakter van hun investeringen en voor hun duurzaamheidsprofiel. En dat is een goede zaak. In de komende jaren wordt de banksector namelijk onderworpen aan ESG-regulering (Environment-Social-Governance).”
“Banken zullen onder andere moeten rapporteren over het EPC-label van het vastgoed voor particulieren als voor ondernemingen dat ze financieren en over het aandeel ’groene’ leningen in hun portefeuille, bovenop de klimaatrisico’s op hun portefeuille. Vandaag zijn de duurzaamheid van een project en van de ontlener een pluspunt in een kredietvraag, maar op termijn worden deze aspecten echt doorslaggevend. Het zal voor ondernemingen met een minder goed ESG-profiel moeilijker worden om hun projecten en activiteiten te financieren. Het is dus in het belang van ondernemers om hun ESG-profiel te verbeteren.”
Nieuw logistiek centrum in Sint-Niklaas voor duurzaam bedrijf
Een duurzaam gebouw voor duurzame activiteiten, dat is het concept van Pachtgoed. Dit nieuw logistiek centrum is het resultaat van een samenwerking tussen Gilbert De Clercq en Willy Naessens Group. ING verzorgde de financiering van het gebouw en de bijhorende fotovoltaïsche installatie.
In 2019 kocht Gilbert De Clercq een brownfield in Sint-Niklaas, relatief dicht bij het hoofdkantoor van de groep in Temse. Een brownfield is een terrein met oude, deels verwaarloosde gebouwen. Gedelegeerd bestuurder Filip De Clercq (tweede generatie van het familiebedrijf) zegt over de aanpak van dit bouwproject: “Van bij het prille begin van het bouwproject, zelfs nog voor de aanvraag van de omgevingsvergunning, moet je het duurzaamheidsaspect integraal mee op nemen. Zo kan je de CO2-uitstoot tijdens het bouwtraject en de duurzame herkomst van de bouwmaterialen optimaliseren. Voor dit project recupereerden we bijvoorbeeld een deel van het materiaal van het oude gebouw voor de aanleg van de onderkoffer voor de vloerplaat.”
Wit dak
Voor de betonnen ruwbouw deed het bedrijf een beroep op Willy Naessens Group. Thomas De Vogelaere: “Dankzij de thermische inertie van beton houdt het gebouw de warmte vast en geeft het die af als het wat koeler is. Verder koos Gilbert De Clercq voor veel lichtinval, iets wat wij altijd aanraden. Ook dat scheelt in het energieverbruik. Dit is trouwens een BREEAM-gebouw, wat betekent dat we ook duurzaamheidsaspecten zoals materialengebruik, afvalbeheer, mobiliteit en bereikbaarheid, beheer en zelfs comfort mee in rekening nemen.
Het dak van het gebouw is wit, wat zorgt voor een constantere en optimale temperatuur binnenin. Daarop liggen 1176 zonnepanelen met een capaciteit van 436 kilowattpiek. Filip De Clercq: “In combinatie met de warmtepompen, de slimme ledverlichting en de gemaximaliseerde isolatie zorgt dat ervoor dat de site CO2-positief is.” Verder is er een maximale regenwaterrecuperatie voorzien met een capaciteit van 60 kubieke meter. “Lichtvervuiling en geluidsoverlast worden ook tot het strikte minimum beperkt.”
Pallet pooling
Niet alleen het gebouw zelf heeft een duurzaam verhaal, maar ook de onderneming die er is neergestreken. “Tosca doet aan pallet pooling: het bedrijf reinigt herbruikbare plastieken ladingdragers die gebruikt worden in de retail, voeding en farma-industrie. Op termijn wil het meerdere hubs in Europa, waardoor het aantal kilometers en bijhorende CO2-emissie tussen de klanten en de reinigingsinstallaties fors naar beneden kan. Op het vlak van mobiliteit bekijken we trouwens samen met Tosca hoe we de beladingsgraad per vrachtwagen kunnen optimaliseren om zo de CO2-emissies te verminderen.”